Een KB van 21 februari 2014 stemt het KB/WIB 1992 af op de recentste wijzigingen die de wetgever in het WIB 1992 aanbracht op het vlak van de bedrijfsvoorheffing. Hierna volgt een overzicht van de wijzigingen.
Nacht- en ploegenarbeid: hogere vrijstelling van doorstorting BV
Hogere vrijstelling van doorstorting BV voor KMO-werkgevers
Het KB van 21 februari 2014 voegt nu aan het KB/WIB 1992 toe hoe de KMO-werkgevers dit bedrag moeten invullen in het vak “verschuldigde bedrijfsvoorheffing” van de tweede aangifte in de BV (wijziging art. 952, § 3, c), punt 9°, KB/WIB 1992).
Fiscaal gunstregime voor overwerk in bouw- en horecasector
Sommige werknemers die overwerk hebben gepresteerd dat recht geeft op een overwerktoeslag, kunnen genieten van een belastingvermindering. Die belastingvermindering is gelijk aan 24,75% van het totaal van de berekeningsgrondslagen voor de overwerktoeslag betreffende de uren die de werknemer tijdens het belastbaar tijdperk als overwerk heeft gepresteerd. De belastingvermindering mag echter nooit meer bedragen dan de belasting die verschuldigd is op de bezoldigingen die begrepen zijn in de netto belastbare beroepsinkomsten (art. 154bis, WIB 1992).
Beide voordelen (de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de BV voor werkgevers, en de belastingvermindering voor werknemers) golden slechts voor de eerste 130 uren die per jaar en per werknemer werden gepresteerd. De programmawet (I) van 26 december 2013 heeft deze grens voor de bouwsector (‘werkgevers die werken in onroerende staat verrichten’) en voor de horecasector opgetrokken van 130 uren tot 180 uren (zowel voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting BV als voor de belastingvermindering) (art. 154bis, 3de lid en art. 2751, 7de lid, WIB 1992).
De grens werd enkel opgetrokken tot 180 uren op voorwaarde dat:
- •
-
voor de horecasector: de werkgever in elke plaats van uitbating een geregistreerd kassasysteem gebruikt en hij deze kassa heeft aangegeven bij de belastingadministratie (KB 30 december 2009);
- •
-
voor de bouwsector (‘werkgevers die werken in onroerende staat verrichten’): de werkgever gebruik maakt van een ‘elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem’ (hoofdstuk V, afdeling 4 welzijnswet werknemers).
Voor de horecasector geldt de verhoogde grens van 180 uren sinds 1 januari 2014.
Het KB van 21 februari 2014 past deze maatregelen nu in, in de toepassingsregels voor de berekening van de BV op bezoldigingen van werknemers (nieuw 2de lid in nr. 2.2, A.,d), nr. 2.3, d) en nr. 5.3, b), bijlage III, KB/WIB 1992).
‘Werkbonus’-belastingkrediet
Op 1 april 2014 stijgt het aandeel van de werkbonus dat door een belastingkrediet wordt gedekt van 8,95% tot 14,40%. Het maximumbedrag wordt niet gewijzigd (enkel indexatie).
Het KB van 21 februari 2014 voegt deze maatregel toe aan de toepassingsregels voor de berekening van de BV op bezoldigingen van werknemers en van bedrijfsleiders (wijziging 2de lid in nr. 2.2, A., g) en nr. 3.3, A., b), bijlage III, KB/WIB 1992).
Lijst te gebruiken codes in BV-aangifte
Het gaat om de codes die de schuldenaar van de BV moet gebruiken in het vak ‘aard van de inkomsten’ van de tweede aangifte in de BV.
In werking
- •
-
de bepalingen in de artikelen 2, 1°, en 3 die betrekking hebben op het overwerk dat wordt gepresteerd door werknemers tewerkgesteld bij werkgevers die werken in onroerende staat verrichten, en
- •
-
van artikel 2, 2° (belastingkrediet werkbonus),die van toepassing zijn op de vanaf 1 april 2014 betaalde of toegekende inkomsten.
Bron:Koninklijk besluit van 21 februari 2014 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing, BS 26 februari 2014.