Foutief parkeren : een dure keer ?

Een voertuig staat ‘hinderlijk en verkeerd’ geparkeerd. Vooraleer de takeldienst ter plaatse komt, daagt de bestuurder van het overtredend voertuig op. Hij wordt door de Politierechtbank veroordeeld tot een boete voor het verkeerd parkeren en tot het betalen van de ‘verplaatsingskosten’ van de takeldienst.

Een voertuig staat ‘hinderlijk en verkeerd’ geparkeerd .  Vooraleer de het voertuig effectief kon getakeld worden, kwam de bestuurder ter plaatse en wilde hij zijn voertuig verplaatsen.  Volgens betrokkene weigerde de verbalisant de takelfirma af te bellen, de verbalisant stelt in een aanvullende PV dat hij radiofonisch de dispatching vroeg of de takeldienst kon geannuleerd worden, doch deze was reeds vertrokken en kon niet meer afgezegd worden.

Betrokkene ontvangt de takelfirma een factuur van € 75 en weigert deze te betalen.  Hierdoor krijgt de bestuurder geen minnelijke schikking voor het verkeerd parkeren en wordt de zaak voor de Politierechtbank gedagvaard.  Op strafrechterlijk gebied wordt hij veroordeeld tot een boete.  Volgens de overtreder kunnen de ‘verplaatsingskosten’ van de takelfirma niet aangerekend worden, nu art. 4.4 lid 2 AVR  enkel spreekt van kosten voor ‘verplaatsing van het voertuig’.

De Politierechter te Brugge vond  het standpunt van de overtreder een te beperkte interpretatie van de notie ‘verplaatsing van het voertuig’.    De Politierechter oordeelde dat de verplaatsing van de takeldienst naar en van de plaats waar het foutief geparkeerd voertuig staat, deel uitmaakt van de takeling.  Het loutere feit dat er uiteindelijk geen takeling gebeurde omdat intussen de bestuurder aankwam en het voertuig kon verplaatsen, doet niets af van het verlet en de kosten van de takelfirma. 

De kosten van € 75 werden gegrond verklaard, ook werden administratiekosten van € 25 toegekend, nu volgens de Politierechter door de starre houding (om niet de takelkosten te betalen), een hele administratieve procedure in gang kwam,welke tijd en geld vergde voor de burgerlijke partij (in casu de gemeente), die anders aan andere nuttige zaken konden worden besteed.  Tot slot werd de rechtsplegingsvergoeding toegekend van € 150.

Tegen dit vonnis werd hoger beroep aangetekend.

Johan Persyn
johan.persyn@advobru.be