Sinds 1 mei 2019 is de nieuwe vennootschapswetgeving van kracht. Met deze nieuwe wetgeving vallen verschillende vennootschapsvormen weg: we gaan van 17 naar 4 vennootschapsvormen.
Wie vanaf 1 mei 2019 een onderneming opricht, dient te kiezen tussen de nieuwe vennootschapsvormen.
Bestaande ondernemingen met een vennootschapsvorm die thans wegvalt, bevinden zich thans in een overgangsfase. Deze bestaande ondernemingen hebben tot 1 januari 2024 de tijd om een nieuwe vennootschapsvorm aan te nemen. In de tussentijd kunnen zij ook reeds vroeger hun statuten aanpassen.Gebeurt dat niet op tijd, dan krijgt de vennootschap van rechtswege de statuten van de meest verwante nieuwe ondernemingsvorm. (bijvoorbeeld: de Commanditaire Vennootschap krijgt dan de regels van de NV).
De kostprijs bij de notaris bedraagt ongeveer € 1.000.
Welke vennootschapsvormen blijven er bestaan?
Er zijn er nog vier, met name:
1. DE MAATSCHAP
Voordeel: slechts twee vennoten, beperkte oprichtingskosten
Nadeel: de vennoten zijn persoonlijk en onbeperkt aansprakelijk.
2.DE COOPERATIEVE VENNOOTSCHAP (C.V.)
Voordeel: alle winst wordt aangewend om het project te realiseren
Nadeel : de minimum drie oprichters kunnen de eigen winst niet vooropstellen
3.DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP
Voordeel: de (minimum een) aandeelhouder onderscheidt zijn eigen patrimonium van dit van de vennootschap.
Nadeel: het startkapitaal is minimum € 61.500
4. DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP
Voordeel: er is geen wettelijk startkapitaal nodig, en de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten is beperkt.
Nadeel: er moet bij de start een financieel plan voor de eerste twee jaar worden opgesteld, waarin men het toereikend startkapitaal moet vastleggen ( dat kan ook know-how zijn ) en men dus de geldelijke middelen die nodig zullen zijn moet bepalen. Aan dit plan zal men zich moeten houden, op persoonlijke aansprakelijkheid .
Jules De Keersmaecker