Goede trouw – leidraad voor uitvoering van contracten

Van een handelaar kan worden verwacht dat hij zich correct gedraagt, vóór het sluiten van de overeenkomst, bij de uitvoering ervan, en tenslotte bij de beëindiging. De goede trouw is hierbij de leidraad.

De rechtspraak heeft herhaaldelijk geoordeeld dat de pre-contractuele aansprakelijkheid van een handelaar speelt, wanneer hij zijn wederpartij gedurende vele maanden laat werken aan de voorbereiding van een overeenkomst, en op een ontijdig ogenblik laat weten dat de overeenkomst niet zal worden gesloten.

De goede trouw verplicht een handelaar ertoe om ook besprekingen omtrent het sluiten van de overeenkomst correct te laten verlopen, en wanneer men dit niet doet is men aansprakelijk voor de schade die de wederpartij lijdt door dit onzorgvuldig gedrag (zie b.v. Antwerpen, 4e Kamer, 22 maart 1994, R.W., 1994-1995, nr. 9, kol. 296 e.v.).

Recent oordeelde het Hof van Cassatie dat partijen, ook al hebben zij geen tijdsbepaling in hun overeenkomst ingebouwd: bij toepassing van art. 1176 B.W. gehouden zijn om te goeder trouw te handelen, en niet mogen stilzitten.

Recent oordeelde het Hof van Cassatie dat partijen, ook al hebben zij geen tijdsbepaling in hun overeenkomst ingebouwd: bij toepassing van art. 1176 B.W. gehouden zijn om te goeder trouw te handelen, en niet mogen stilzitten.

Door dit stilzitten worden de rechten niet “verwerkt”, zoals reeds herhaaldelijk werd bevestigd door de hoogste rechtsinstanties.

Het volstaat dus niet om te beweren dat één partij  niets heeft gedaan, om zelf ook niets te doen, bijvoorbeeld bij de verkoop van een grond onder opschortende voorwaarde van een bouwvergunning.

Als de koper treuzelt om zijn bouwvergunning aan te vragen, kan de verkoper niet zo maar aan een andere kandidaat-koper verkopen (Cass. 25 mei 2007, A.R.C. 0588.N/1).

Tenslotte heeft het Hof van Beroep van Brussel er nog recent op gewezen dat men ook niet zo maar een einde kan maken aan een overeenkomst, en ook daar moet worden gehandeld als een voorzichtig huisvader. Het Hof van Brussel oordeelde dat een bank niet zonder meer een rekening mag opzeggen, ook al voorziet het contract een zeer korte opzeggingstermijn, wanneer deze handelswijze zonder enige reden een abrupt einde maakt aan een jarenlange relatie.

De ex-klant van de bank kreeg een schadevergoeding toegekend omdat hij ondermeer plots al zijn briefpapier en documenten waarop het rekeningnummer bij de bank voorkwam moest laten herdrukken (Brussel, 18 januari 2007, onuitgegeven)

Jules de Keersmaecker
de.keersmaecker.jules@skynet.be