Grondwettelijk Hof beperkt recht op toegang tot te beschermen woningen en bedrijfsgebouwen

Ambtenaren van het Agentschap Onroerend Erfgoed hebben recht op toegang tot alle archeologische sites, monumenten, cultuurhistorische landschappen en stads- en dorpsgezichten met het oog op een eventuele bescherming van die sites, landschappen of constructies. Bij particuliere woningen en bedrijfslokalen is dat recht echter beperkt tot een recht op toegang tussen 9 uur ‘s morgens en 21 uur ’s avonds. Gaat de eigenaar of bewoner niet akkoord, dan kunnen de ambtenaren een machtiging vragen aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

Een eenzijdig verzoekschrift volstaat. Maar dát gaat de raadsheren van het Grondwettelijk Hof wat té ver.

Toch krijgen de eisende partijen niet over de hele lijn gelijk.

Niet bij eenzijdig verzoekschrift

Op 1 oktober 2015 besliste het Grondwettelijk Hof om de laatste zin van artikel 6.1.2 van het Onroerend Erfgoeddecreet te vernietigen. Die bepaling zegt dat de ambtenaren van Onroerend Erfgoed een machtiging tot toegang kunnen vragen aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ‘bij eenzijdig verzoekschrift’.

Door die bepaling kon een eigenaar, bewoner of gebruiker van een onroerend goed dat in aanmerking kwam voor bescherming, plots geconfronteerd worden met een rechterlijke beslissing die de toegang tot zijn privéwoning of bedrijfslokaal toestond, zonder dat hij daar zelf iets kon tegen inbrengen. Dus zonder voorafgaande tegenspraak.

De vernietiging van dit voorschrift kwam er op vraag van de vzw ‘Koninklijke Vereniging der Historische Woonsteden en Tuinen’, die onder meer eigenaar is van de kastelen van Laarne en Beersel, van de bvba Urselia, die het kasteel van Hex uitbaat, en van de huidige bewoners van dat kasteel, die ook eigenaar zijn van de cultureel waardevolle goederen die zich in het kasteel bevinden.

Rechterlijke machtigingen die vóór 1 oktober 2015 verleend werden op eenzijdig verzoekschrift, behouden wel hun rechtsgeldigheid.

Recht op toegang, maar…

Een recht op toegang met een beslissing op eenzijdig verzoekschrift is onder meer mogelijk in fiscale en douanezaken, bij een onderzoek naar namaak, en bij arbeidsfraude.

Maar de rol van de erfgoedambtenaren die de erfgoedwaarde van een goed willen onderzoeken, is volgens het Grondwettelijk Hof fundamenteel verschillend van die van de sociaal inspecteurs, van de ambtenaren van douane en accijnzen, van de ambtenaren die sluikwerk, namaak of piraterij opsporen, of van de andere ambtenaren die toezicht houden op de naleving van de wetgeving op het leefmilieu, de huisvesting, het dierenwelzijn of de ruimtelijke ordening.

En hun rol is al helemaal niet te vergelijken met die van de rechterlijke overheden die een huiszoeking verrichten in het kader van de opsporing en vervolging van een misdrijf.

Het Hof vindt dat het onderzoek naar de beschermingswaardigheid van de waardevolle elementen die zich in een onroerend goed bevinden dat voor bescherming in aanmerking komt, niet vereist dat er afbreuk wordt gedaan aan het recht op tegenspraak.

Een toegang na toestemming van de zakelijkrechthouder, bewoner of gebruiker, of – als die niet verkregen wordt –, op basis van een rechterlijke machtiging na een gewone procedure die gevoerd werd op tegenspraak, moet volstaan om het onderzoek van de erfgoedwaarden te kunnen voeren.

Ook al riskeert men zo dat waardevolle cultuurgoederen die zich in een te beschermen pand bevinden en er een band mee hebben, plots verdwijnen wanneer de zakelijkrechthouder verneemt dat er misschien een bescherming op komst is. Het agentschap heeft het in het verleden al meermaals meegemaakt dat schilderijen, spiegels, of beelden die met het houtwerk verbonden waren, die deel uitmaakten van een beschot, die speciaal ontworpen waren voor een bepaalde nis, of die op een andere manier vastgeklonken waren aan het monument dat in aanmerking kwam voor bescherming, er ineens niet meer waren…

Foto’s nemen, mág

Bij elk besluit tot voorlopige bescherming of tot definitieve bescherming van een onroerend goed worden er foto’s gevoegd van de fysieke toestand van het goed, en dus ook van het interieur van het goed en van de cultureel waardevolle elementen die een band hebben met het te beschermen goed. De foto’s worden opgeslagen in de databank van het bouwkundig erfgoed en verschillende overheden kunnen ze daar inkijken.

De eisers vonden dat daardoor hun recht op privacy geschonden werd. Bovendien zouden hun verzekeringspremies stijgen als publiekelijk bekend werd welke waardevolle stukken zich binnen de muren van hun kastelen bevonden.

Het Hof volgt hen daarin niet.

In de databank wordt alleen het beschermingsbesluit zelf publiekelijk bekend gemaakt, zonder de bijlagen met de foto’s.

Bovendien moeten de erfgoedambtenaren bij het nemen van foto’s, de regels van de privacywetgeving respecteren. Zij mogen alleen foto’s maken die betrekking hebben op de toestand van het beschermde goed, met uitsluiting van de elementen die tot de privésfeer behoren.

Financiële compensatie kán

Nog volgens de eisers is een voorlopige of definitieve bescherming een zware last voor de eigenaar van een beschermd goed. Die krijgt ineens de plicht om de erfgoedwaarde van het goed te herstellen, wat ook de toestand was waarin het goed zich bevond op het moment van bescherming. De eigenaar moet goedschiks toekijken hoe er foto’s van zijn bezittingen worden genomen. Zijn waardevolle cultuurgoederen verliezen aan economische waarde doordat zij met het beschermde pand worden verbonden en hij ze niet meer buiten het pand mag brengen zonder de toestemming van het agentschap Onroerend Erfgoed. Hij krijgt een beveiligingsplicht opgelegd en hij riskeert zware strafsancties als hij bepaalde cultuurgoederen toch uit het beschermde pand haalt zonder de vereiste toestemming…

De eisers vinden dat die lasten verder gaan dan wat een particulier geacht wordt te dragen in het kader van het gemeenschappelijk belang. Zij eisen een passende financiële compensatie voor die vergaande inperking van hun eigendomsrecht.

De huidige erfgoedpremie is daarvoor niet geschikt.

Zij dachten eerder aan een opkoopplicht voor de overheid wanneer de schade voor de eigenaar bepaalde drempels zou overschrijden. Een dergelijke opkoopplicht bestaat al in het kader van het Topstukkendecreet, het Decreet op het Integraal Waterbeleid, of de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Het Hof bevestigt effectief dat het Onroerenderfgoeddecreet geen (passende) vergoedingsregeling bevat.

Maar de raadsheren benadrukken terzelfder tijd dat het decreet nergens verbiedt dat een eigenaar naar de rechter zou stappen met de vraag om in het kader van een concreet beschermingsbesluit te onderzoeken of er op grond van het beginsel van de ‘gelijkheid van de burgers voor de openbare lasten’, een vergoeding moet worden toegekend wegens het dragen van buitensporige lasten…

Vernietiging en verwerping onder voorbehoud

Vandaar dat het Grondwettelijk Hof de laatste zin van artikel 6.1.2 van het Onroerenderfgoeddecreet over het eenzijdig verzoekschrift vernietigt. Dat het Hof de gevolgen van de vernietigde bepaling handhaaft voor de rechterlijke machtigingen die reeds werden uitgevaardigd.

En dat het Hof de andere beroepen verwerpt op voorwaarde dat zijn interpretaties gevolgd worden, namelijk wat het recht op de bescherming van de privacy betreft bij de fotoregistratie van een te beschermen pand, en wat het recht op toegang tot de rechter betreft in het kader van de gelijkheid van alle burgers voor de openbare lasten.

Bron:GwH nr. 132/2015, 1 oktober 2015.