Herstelvordering is nog mogelijk voor vroegere stedenbouwmisdrijven

Sinds de strafbaarheidstelling van het in stand houden van stedenbouwmisdrijven is weggevallen, hebben velen opgelucht adem gehaald. Niet alleen dachten zij hun straf te ontlopen, bovendien gingen ze er van uit dat hun gebouw nu rustig kon blijven staan. Deze redenering is echter te kort door de bocht gemaakt

In de eerste plaats mag niet over het hoofd gezien worden dat het verval van de strafbaarheidstelling uiteraard niet met zich meebrengt dat het gebouw plots vergund zou zijn of geacht zou worden vergund te zijn, wel integendeel. De rechtsonzekerheid blijft groot voor de eigenaar van een onroerend goed met een bouwmisdrijf, immers in geval van overmacht (brand, enz.) zal heropbouw niet toegelaten zijn.

Bovendien blijft het risico bestaan op een vordering tot afbraak. Los van het feit dat een vordering tot herstel in de oorspronkelijke toestand nog steeds door elke belanghebbende voor de burgerlijke rechter kan worden gebracht blijkt nu uit recente rechtspraak van het Hof van Cassatie dat ook de strafrechter nog een herstelvordering kan beoordelen!


In haar arrest van 5 september 2006 (A.R. P.2006.0475.N, www.cass.be) stelt het Hof het volgende:


“De opheffing van het strafbare karakter van het misdrijf van instandhouding inzake stedenbouw heeft alleen het verval van de op dat misdrijf gesteunde strafvordering tot gevolg. Bij ontstentenis van andersluidende bepaling brengt deze wijziging evenwel niet mee dat de instandhouding, die strafbaar was in de periode waarin zij plaatsvond, niet langer de grondslag kan uitmaken van een herstelvordering, noch dat de strafrechter voor wie de herstelvordering werd ingesteld op het ogenblik dat de instandhouding nog strafbaar was, zijn bevoegdheid verliest nog verder de herstelvordering te beoordelen.”


Indien met andere woorden vóór de inwerkingtreding van het decreet van 4 juni 2003 (op 22 augustus 2003) een herstelvordering werd overgemaakt aan de Procureur des Konings kan de Correctionele Rechtbank of het Hof van Beroep ook nadien nog een herstel in de oorspronkelijke toestand bevelen. Een strafrechterlijke veroordeling voor het instandhouden is evenwel niet meer mogelijk.

Jan OPSOMMER
jan.opsommer@telenet.be