Inkomsten uit deeleconomie afzonderlijk belast sinds 1 juli 2016

Sinds 1 juli 2016 zijn de inkomsten uit diensten die een belastingplichtige (particulier) zelf levert aan derden via een erkend elektronisch platform belastbaar tegen 20%, met een forfaitaire kostenaftrek van 50%. Het effectieve belastingtarief is dus 10%. Er zijn wel uitzonderingen

Wie onder de nieuwe fiscale regeling valt, moet geen btw-identificatienummer aanvragen en is dus vrijgesteld van btw. Er is ook geen inschrijvingsverplichting bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).

De nieuwe regeling kan enkel van toepassing zijn als de belastingplichtige per belastbaar tijdperk niet meer dan 5.000 euro bruto (geïndexeerd bedrag aj. 2017; basisbedrag: 3.255 euro) aan inkomsten uit deze diensten verkrijgt. Wie onder deze 5.000 euro-drempel blijft, moet zich ook niet aansluiten als zelfstandige, en moet dus ook geen sociale bijdragen betalen (art. 22, wet van 1 juli 2016).

De belasting wordt onder de vorm van een bronheffing ingehouden door het elektronisch platform zelf.

De Regering wil met de nieuwe regeling niet enkel inkomsten die momenteel veelal aan de belastingheffing ontsnappen uit een grijze zone halen. Maar ze wil ook mensen een duwtje in de rug geven naar het ondernemerschap door hen de kans te geven om met een minimum aan formaliteiten een beperkte activiteit uit te oefenen.

Er zijn echter strikte voorwaarden verbonden aan het nieuwe taxatiestelsel.

Strikte voorwaarden

Het nieuwe taxatiestelsel is sinds 1 juli 2016 van toepassing op winst of baten die, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, voortkomen uit diensten die door de belastingplichtige zelf worden verleend aan derden, wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan (art. 90, eerste lid, 1°bis, WIB 1992; art. 36, wet van 1 juli 2016):

•de diensten worden uitsluitend verleend aan natuurlijke personen die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheid. Dat houdt in dat de diensten die via een platform worden aangeboden geen diensten mogen zijn die nauw verbonden zijn met een activiteit die de belastingplichtige als zelfstandige verricht of met de activiteit van de vennootschap waarvan hij bedrijfsleider is. Voorbeeld: een werknemer in de bouwsector die zijn diensten aanbiedt als stukadoor via een erkend platform, komt in aanmerking voor het nieuwe taxatiestelsel. De stukadoordiensten die een zelfstandige aannemer van bouwwerken of een bedrijfsleider van een bouwbedrijf aanbiedt, komen niet in aanmerking voor de nieuwe regeling;

•de diensten worden uitsluitend verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektronisch platform of een elektronisch platform dat door een overheid wordt georganiseerd. Zodra de belastingplichtige ook dezelfde diensten aanbiedt via andere kanalen dan voormeld platform, geldt de regeling niet;

•de vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door het hierboven vermelde platform of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaald of toegekend.

De elektronische platformen worden bij KB erkend (met uitzondering van het door de overheid zelf georganiseerde platform).

Diensten

Volgens de Regering vallen onder meer volgende diensten onder het nieuwe taxatiestelsel: diensten zoals het onderhouden van een tuin, het verstellen van kledij of het geven van gitaarles, die een belastingplichtige particulier levert aan een andere particulier door tussenkomst van een online platform dat erkend is of georganiseerd wordt door de overheid.

Twee belangrijke categorieën vallen er niet onder: leveringen van goederen en verhuur.

Het louter verhuren van kamers komt dus niet in aanmerking voor het nieuwe taxatiestelsel, maar dat ligt anders voor wie bijkomende diensten aanbiedt, zoals het schoonmaken van kamers en het serveren van ontbijt. Wanneer de dienstverrichter één globale vergoeding voor het totale pakket vraagt (en er in de overeenkomst geen afzonderlijke prijs voor de eigenlijke dienstprestatie is bepaald) gebeurt de opsplitsing forfaitair: 20% van de totaalprijs wordt geacht overeen te stemmen met de bijkomende diensten (art. 90, nieuw derde lid, WIB 1992; art. 36 PW).

Voorheffing

De belasting wordt onder de vorm van een bronheffing ingehouden door het elektronisch platform zelf.

Elk platform stelt bij het einde van elk jaar voor elke dienstverrichter een document (fiche) op dat het bezorgt aan de betrokken dienstverrichter en aan de bevoegde administratie, waarop minstens de identiteit van de dienstverrichter, de omschrijving van de geleverde diensten, het bedrag van de vergoedingen, en het bedrag en de aard van de ingehouden sommen worden vermeld.

De inhoud van dat document, de termijn waarbinnen het moet worden bezorgd, én de manier waarop het bij de bevoegde administratie moet worden ingediend, worden nog vastgelegd in een KB.

De voorheffing werkt niet bevrijdend. Men zal de inkomsten dus nog altijd in de PB-aangifte moeten aangeven.

5.000 euro-drempel

Het nieuwe taxatiestelsel geldt enkel beneden de drempel van 5.000 euro (geïndexeerd bedrag aj. 2017; basisbedrag: 3.255 euro).

De inkomsten uit de deeleconomie worden, behoudens tegenbewijs, als beroepsinkomsten aangemerkt als het brutobedrag van die inkomsten in het belastbare tijdperk of in het vorige belastbare tijdperk meer bedraagt dan 5.000 euro (nieuwe § 2 in art. 37bis, WIB 1992; art. 35, PW).

Voor het inkomstenjaar 2016 ligt de drempel op 2.500 euro (geïndexeerd bedrag aj. 2017; basisbedrag: 1.627,5 euro) (art. 39 PW).

Belastbare grondslag

De inkomsten uit de deeleconomie (art. 90, eerste lid, 1°bis, WIB 1992) worden naar het nettobedrag ervan in aanmerking genomen. Dit is het brutobedrag verminderd met 50% forfaitaire kosten.

Het brutobedrag omvat het bedrag dat door of door tussenkomst van het platform daadwerkelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform zijn ingehouden (nieuw art. 97/1, WIB 1992; art. 37, PW).

De aldus verminderde grondslag zal afzonderlijk tegen 20% worden belast (wijziging punt 3°bis, art. 171, WIB 1992; art. 38, PW).

Btw

Dienstenaanbieders die in aanmerking komen voor het nieuwe taxatiestelsel van de deeleconomie moeten zich niet identificeren voor btw-doeleinden. Zij moeten geen btw aanrekenen over hun prestaties, en ze moeten dus ook geen btw-aangifte indienen.

De regeling is van toepassing op natuurlijke personen die in principe in aanmerking zouden komen voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen van artikel 56bis van het Btw-Wetboek. Met dit verschil dat ze zich dus niet hoeven te registreren en dat ze zelfs werk in onroerende staat kunnen verrichten zonder dat ze hun gunststatuut verliezen.

Ze mogen wel maar uitsluitend diensten verrichten. Daarnaast moeten ook nog volgende voorwaarden vervuld zijn (nieuwe § 4, art. 50, Btw-Wetboek; art. 40 PW):

•de plaats van de diensten is in België;

•de diensten worden verricht voor andere doeleinden dan die van de economische activiteit van de belastingplichtige;

•de diensten worden uitsluitend verricht voor natuurlijke personen die ze bestemmen voor hun privé-gebruik of dat van andere personen;

•de diensten worden uitsluitend verricht in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een door de Koning erkend elektronisch platform krachtens artikel 90, eerste lid, 1°bis, tweede lid, van het WIB 1992 of een platform dat door een overheid wordt georganiseerd;

•de vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door het erkend platform of door een platform dat door de overheid wordt georganiseerd, of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaald of toegekend;

•de omzet die bestaat uit de vergoedingen bedoeld in het vorige punt, met inbegrip van alle sommen die door dat platform of door tussenkomst van dat platform zijn ingehouden, bedraagt per kalenderjaar niet meer dan 3.255 euro (geïndexeerd overeenkomstig art. 178, § 1 en § 3, eerste lid, 2°, WIB 1992.

Ook hier mogen de vergoedingen, inclusief alle sommen die het platform inhoudt, maximum 5.000 euro bedragen.

Wie onder de nieuwe deeleconomieregeling valt, hoeft geen klantenlisting in te dienen. De Programmawet van 1 juli 2016 stelt alle vrijgestelde kleine ondernemingen nu ook vrij van het indienen van een btw-klantenlisting als die alleen uit een nihil-opgave zou bestaan (aanvulling art. 53quinquies, Btw-Wetboek; art. 41, PW)

In werking

Deze nieuwe regeling is van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2016.

Ook de nieuwe btw-regels voor wie onder de nieuwe fiscale regeling voor de deeleconomie valt, traden in werking op 1 juli 2016.

Vermoedelijk zal het nieuwe taxatiestelsel pas in het najaar 2016 in werking treden. Het KB met de erkenningscriteria voor de onlineplatformen is nog in opbouw en moet nog voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State.

De erkenning van het onlineplatform is één van de voorwaarden om van het nieuwe taxatiestelsel te kunnen genieten.

Bron:Programmawet van 1 juli 2016, BS 4 juli 2016 (art. 35-43 )