Meer vergunningsvoorwaarden in vergunningsbesluiten (Vlaremtrein 2012)

De beslissingen over de toekenning of weigering van een milieuvergunning moeten een aantal vaste elementen bevatten.

Naargelang het om een BKG-installatie, een GPBV-installatie, een stortplaats of een andere bijzondere inrichting gaat, kunnen daar elementen bij komen. Eén van de standaardbepalingen is dat de vergunning – uiteraard – de voorwaarden moet vermelden waaronder de inrichting geëxploiteerd mag worden. Het Vlaremtreinbesluit somt expliciet alle items op die in de vergunningsvoorwaarden moeten worden opgenomen.  

 

Het Vlaremtreinbesluit neemt ook nieuwe elementen op in de vergunningsbeslissingen van de GPBV-installaties, en bepaalt dat die beslissingen voortaan online komen. 
Gedetailleerde vergunningsvoorwaarden

 

De vergunningsvoorwaarden vormen een onderdeel van elke vergunningsbeslissing voor een Vlareminrichting. Volgens de Vlaremtrein 2012 moet in de vergunningsvoorwaarden onder meer beschreven worden welke maatregelen nodig zijn voor het vervullen van de milieukwaliteitsnormen en welke criteria bepalend zijn voor de beste beschikbare technieken (BBT). 

 

De vergunningsvoorwaarden moeten eisen bevatten inzake het regelmatige onderhoud, én eisen inzake de bewaking van de maatregelen ter voorkoming van emissies in bodem en grondwater. Dat laatste was tot nu alleen verplicht bij GPBV-installaties. De vergunningsvoorwaarden moeten ook voorschriften bevatten voor de monitoring van de emissies, met vermelding van de meetmethode, de meetfrequentie en de procedure voor evaluatie van de metingen, enz. 

 

Voor GPBV-installaties, afvalverwerking, en afvalverbranding of -meeverbranding komen daar nog vergunningsvoorwaarden bij. 

 

Vergunningsbeslissingen voor GPBV-installaties

 

De vergunningsbeslissingen van de installaties die onder de regels van de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging vallen, moeten 3 nieuwe elementen bevatten. Namelijk:
1)
de opschriften van de BBT-referentiedocumenten (BREF) die voor de installatie of activiteit in kwestie relevant zijn;
2)
de manier waarop de vergunningsvoorwaarden – waaronder de emissiegrenswaarden – zijn vastgesteld in relatie tot de beste beschikbare technieken (BBT) en tot de emissieniveaus die met die BBT geassocieerd zijn (BBT-GEN); en
3)
in geval er een individuele afwijking wordt toegestaan op de BBT-GEN: de redenen waarom er een afwijking wordt toegekend, en de voorwaarden waaronder die afwijking wordt toegestaan. 

 

De afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie die bevoegd is voor de milieuvergunningen, moet haar beslissing over de vergunningsaanvraag vanaf nu online zetten, waar iedereen ze kan inkijken. 

 

BBT als referentiepunt voor vergunningsvoorwaarden

 

De Vlaremtrein zegt expliciet dat de beste beschikbare technieken (BBT) de referentie vormen voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden, en dit bij álle Vlareminrichtingen. 

 

Maar bij de GPBV-installaties fungeren de BBT-conclusies als referentiemateriaal.
Zolang er voor bepaalde GPBV-installaties geen BBT-conclusies bestaan, gelden de BBT afkomstig van de BBT-referentiedocumenten die de Europese Commissie vóór 7 januari 2011 heeft aangenomen, behalve dan wat de emissiegrenswaarden betreft.
Het Vlaremtreinbesluit zegt ook wat er moet gebeuren wanneer er voor een GPBV-installatie wél BBT-conclusies bestaan, maar een bepaalde techniek daarin niet is opgenomen, of wanneer de BBT-conclusies niet alle mogelijke milieueffecten van een activiteit of proces behandelen. 

 

Strengere vergunningsvoorwaarden mogelijk

 

De afdeling Milieuvergunningen (MV) kan strengere bijzondere vergunningsvoorwaarden opleggen in bijzondere omstandigheden, om redenen van noodzaak. Dus strenger dan de BBT (gewone Vlareminrichtingen) of BBT-conclusies (GPBV-installaties). Bijvoorbeeld om de hinder voor de mens en het leefmilieu te beperken tot een aanvaardbaar niveau in functie van specifieke lokale omstandigheden, voor het behalen van de Europese milieukwaliteitsnormen, of om de doelstellingen uit de Vlaamse beleidsplannen, actieplannen of reductieprogramma’s te kunnen realiseren. 

 

Als de afdeling MV strengere milieuvergunningsvoorwaarden wil opleggen, moet ze onder meer rekening houden met de technische, economische en praktische haalbaarheid van haar eisen. 

 

Afwijking mogelijk voor technieken in opkomst

 

GPBV-installaties mogen voortaan gedurende 9 maanden afwijken van de BBT-conclusies en de emissiegrenswaarden, voor het testen en gebruiken van een techniek in opkomst. Er bestaat een vergelijkbare bepaling voor broeikasgasinstallaties. Na de termijn van ten hoogste 9 maanden mag de techniek alleen nog gebruikt worden als de BBT-GEN – dus de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissiegrenswaarden – niet overschreden worden. Anders moet de techniek stopgezet worden. 

 

Individuele afwijking mogelijk

 

De Vlaamse minister van Leefmilieu kan vanaf nu een individuele afwijking toestaan op de BBT-GEN die vastgelegd werden door de Europese Commissie. Ook deze mogelijkheid geldt alleen voor de GPBV’s. 

 

De afwijking kan enkel toegestaan worden onder strikte voorwaarden. Bijvoorbeeld als – omwille van de technische kenmerken van de installatie – het behalen van de BBT-GEN zou leiden tot buitensporig hoge kosten in vergelijking met de milieuvoordelen, én de exploitant kan waarborgen dat er geen aanzienlijke verontreiniging wordt veroorzaakt, én er een hoog beschermingsniveau van het milieu in zijn geheel wordt bereikt. 

 

De Vlaremtrein 2012 beschrijft onder meer hoe zo’n afwijking kan worden aangevraagd en welke weg het aanvraagdossier volgt: met een openbaar onderzoek, een advies van het comité PBW, nieuwe modellen (‘Bekendmaking van een afwijkingsaanvraag en openbaar onderzoek’ en ‘Bekendmaking van een beslissing over een afwijkingsaanvraag’), enzovoort. 

 

Regelmatige toetsing van de vergunningsvoorwaarden

 

Nog specifiek voor de GPBV-installaties is dat de afdeling MV, de vergunningsvoorwaarden geregeld zal aftoetsen, en dat de afdeling zo nodig een verzoek tot aanvulling of wijziging van de vergunningsvoorwaarden zal indienen bij de deputatie. 

 

Er vindt in elk geval een toetsing plaats binnen de 4 jaar nadat de Europese Commissie BBT-conclusies publiceerde voor de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie.
En verder onder meer als het GPBV-bedrijf aan een nieuwe of herziene milieukwaliteitsnorm moet voldoen, of als het bedrijf een individuele afwijking krijgt op de BBT-GEN. 

 

De exploitant is verplicht om de afdeling alle gegevens te bezorgen die zij nodig heeft voor de toetsing.

 

 

Ook op vraag van toezichthouder

 

De bevoegde overheid kan de voorwaarden van de lopende vergunning vanaf nu ook wijzigen of aanvullen op verzoek van de toezichthouder.

 

 

Vanaf 20 september…

 

De bepalingen van het Vlaremtreinbesluit treden in principe in werking op 20 september 2013. Maar er zijn heel wat uitzonderingen, onder meer voor de GPBV-installaties. 

 

Bron:Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen, BS 2012 (art. 12, art. 13, 2° en 7°-8°, art. 17, art. 21, art. 25-26 , art. 41 en art. 238 van de Vlaremtrein 2012).