Nieuwe regels inzake vergoeding van medische schade

Sedert 2 april is een nieuwe vergoedingsregeling voor schade ingevolge medische ongevallen van toepassing (Wet van 31 maart 2010 inzake de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg)

Patiënten kunnen nog steeds kiezen voor het klassiek burgerrechtelijk aansprakelijkheidssysteem waarbij fout, schade en oorzakelijk verband moeten worden bewezen, maar zij krijgen ook een subjectief recht op schadevergoeding bij een medisch ongeval, zelfs zonder aansprakelijkheid van de zorgverstrekking.  Bedoeling is te voorzien in een minnelijke,  kosteloze, snelle en eenvoudige procedure. 

Centraal daarbij staat het zgn.  Fonds voor Medische Ongevallen.  Dat fonds heeft een tweevoudige opdracht. 

Het komt vooreerst tussen bij aansprakelijkheid van een zorgverlener,  bvb. wanneer diens verzekeraar de aansprakelijkheid betwist of een kennelijk ontoereikend vergoedingsvoorstel doet, of de zorgverlener niet of onvoldoende verzekerd is.   Het Fonds schiet de patiënt de schadevergoeding voor , en zal nadien trachten te verhalen op de aansprakelijke. 

Vervolgens komt het ,onder welbepaalde voorwaarden,  ook tussen bij een ongeval dat verband houdt met een verstrekking van gezondheidszorg dat geen aanleiding geeft tot aansprakelijkheid van een zorgverlener.

De te vergoeden schade mag dan wel niet het gevolg zijn van de oorspronkelijke of voorzienbare gezondheidstoestand van de patiënt. 

En zij moet “abnormaal” zijn, wat wellicht het grootste twistpunt van de wet zal worden.  De wetgever doelt hiermee op de schade, die zich niet had moeten voordoen,  rekening houdend met de huidige stand van de wetenschap.  De rechtsleer wijst er nu reeds op dat het volstaat dat hoogtechnologisch materiaal of vernieuwde technieken beschikbaar waren op het ogenblik van de medische tussenkomst waarvan het gebruik de schade had voorkomen,  ook al was dit (nog) geen wijdverbreide medische praktijk.

Tot slot moet de schade,  om voor vergoeding in aanmerking te komen ,  ook voldoende ernstig zijn.   Dat is het geval indien de patiënt getroffen is door een invaliditeit van 25% of meer, dan wel een tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedurende minstens zes opeenvolgende maanden over een periode van twaalf maanden. Ook de bijzonder zware verstoring van de levensomstandigheden van de patiënt , ook economisch,  komt in aanmerking als ernstige schade.  Dit criterium verwijst naar gevolgen op relationeel ,  zintuigelijk , sportief en familiaal vlak,  en werd toegevoegd voor patiënten , die niet actief zijn op de arbeidsmarkt.  Tenslotte kan ook het overlijden van de patiënt tengevolge van het medisch ongeval zonder aansprakelijkheid ,  in aanmerking worden genomen door het Fonds.

Praktisch volstaat het dat de patiënt of zijn rechthebbende een aanvraag indient bij het Fonds, dat vervolgens de leiding van de procedure op zich neemt.  Dit is een belangrijk verschil met de klassieke regeling , waar de patiënt een zware bewijslast heeft.

Het Fonds kan bij de betrokken actoren alle nuttige informatie opvragen.  Het heeft inzage in het medisch dossier met instemming van de patiënt of een vertrouwenspersoon.  Het zal een tegensprekelijke expertise organiseren bij ernstige aanwijzingen van ernstige schade, en tenslotte een advies formuleren.

Wanneer het Fonds oordeelt dat de schade voldoet aan de wettelijke voorwaarden, zal het de patiënt of zijn rechthebbenden vergoeden.

Dat klinkt veelbelovend maar toch blijven er nog tal van vragen.

Vooreerst zijn nog uitvoeringsbesluiten noodzakelijk om de Fonds operationeel te maken.

De wet bevat ook uitzonderingen, die de hoge verwachtingen dienen te temperen.

De wet is niet op alle beroepsbeoefenaars van toepassing.  Beroepsbeoefenaars van niet-conventionele praktijken, zoals homeopaten,  chiropractors en osteopaten,  zullen pas onder toepassingsgebied vallen nadat de Wet Niet-Conventionele Praktijken in werking zal zijn getreden.  En niet-terugbetaalde verstrekkingen met een esthetisch doel worden bvb.  uitgesloten van het toepassingsgebied.

Ook is bvb. onduidelijk of schade, die het gevolg is van een verzuim om te handelen, gedekt wordt. Schade ingevolge een verkeerde diagnose zonder fout wordt alvast uitdrukkelijk uitgesloten.

Maar vooral zullen er veel interpretatieproblemen rijzen omtrent het begrip van “abnormale schade”.  De Raad van State had reeds kritiek op de omschrijving ervan.

Patiënten kunnen er dan ook goed aan doen zich te laten bijstaan in de procedure door een advocaat.  De hieraan verbonden kosten kunnen gebeurlijk ten laste worden genomen door een rechtsbijstandsverzekeraar.

En wat , wanneer de patiënt toch verkiest zich niet tot het fonds te wenden ?

Er weze opgemerkt dat de keuze van de patiënt niet onherroepelijk is.  Nadat een eis door de rechtbank werd afgewezen, kan de patiënt nog steeds naar het Fonds.  En omgekeerd kan het advies van het Fonds ook worden betwist voor de rechtbank.

Belangrijk om weten is dat een aanvraag bij het Fonds de burgerlijke rechtsvordering – en de verjaring ervan- schorst.

Tot slot wijzen we er ook nog op dat het Fonds een bemiddelingsopdracht heeft tussen patiënt, zorgverlener en zijn verzekeraar, zelfs wanneer het geen deelnemende partij is bij het geschil.  Een slachtoffer, die een minnelijk voorstel tot vergoeding ontvangt van de verzekeraar van de zorgverlener kan het Fonds schriftelijk ook om advies vragen betreffende dit voorstel.

 

Carl ALEXANDER

050 34 36 34