Recht om gevrijwaard te blijven van infecties bij ziekenhuisopname ?

In een arrest van 15 november 2006 diende het Hof van Beroep te Luik te oordelen over de aansprakelijkheid van een ziekenhuis voor een ernstige infectie, die de patiënt bij een bloedtransfusie opliep.

Het arrest herinnert aan de veiligheidsresultaatsverbintenis om bij uitvoering van een medische tussenkomst, veilige zaken (materiaal en producten) te gebruiken.

Het gebruik van onvoldoende steriele instrumenten of besmet bloed impliceert de aansprakelijkheid van het ziekenhuis, wanneer vast staat dat de patiënt hierdoor schade heeft geleden. 

In regel zal het ziekenhuis zich enkel kunnen bevrijden door het bewijs te leveren van een vreemde oorzaak, maar soms aanvaardt de rechter niet dat bewezen is dat de complicatie wel voortkomt van een onzorgvuldige behandeling.  Dat moesten de nabestaanden van een overleden hartpatiënt ervaren, toen hun vordering bij arrest van 26 januari 2004 voor het Hof van Beroep te Antwerpen afgewezen werd , omdat niet bewezen werd dat een besmette catheter na een hartcatheterisatie de oorzaak van de endocarditis was.
 
Het is overigens niet alleen de aansprakelijkheid van het ziekenhuis, die in het geding is.  Het Hof van Beroep te Luik veroordeelde op 24 mei 2004 de behandelende arts tot schadevergoeding voor een postoperatieve infectie.  Het achtte de verbintenis van de arts om zijn patiënt niet te schaden, geschonden doordat ernstige schade was opgetreden , welke op belangrijke wijze de grenzen overschreed van hetgeen normaal voorzienbaar is bij een bepaalde niet levensbedreigende ziekte of aandoening, welke niet behandeld zou zijn geweest door de bestreden medische handeling. 

Interessant aan dit arrest is dat het een verband legt met de vereiste van geïnformeerde toestemming (art.  8 Patiëntenrechtenwet) door te besluiten dat uit niks bleek dat de patiënt voorafgaandelijk informatie had ontvangen in verband met de schadelijke gevolgen, die opgetreden waren.
 
Toch moeten patiënten hieruit niet al te snel besluiten trekken.   Het belang van die geïnformeerde toestemming is al bij al beperkt , nu het Hof van Cassatie op 12 mei 2006 nogmaals bevestigde dat het niet volstaat te bewijzen dat een geneesheer tekort is geschoten in zijn informatieplicht, om schadeloos te worden gesteld.  Men kan hier dus zeker niet zomaar uit afleiden dat de arts dan alle risico’s moet dragen,  die ontstaan uit de handelingen die zonder geïnformeerde toestemming zijn gesteld.   De patiënt moet wel degelijk ook nog een oorzakelijk verband bewijzen tussen het gebrek aan toestemming en de opgetreden complicaties.
 
Wellicht dient de problematiek van vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorgen binnenkort echter vanuit een ander perspectief benaderd te worden nu een wetsontwerp terzake ingediend werd in de Kamer op 22/03/2007 en aangenomen in de Senaat op 26/04/2007. Het is op 02/05/2007 overgezonden naar de Kamer  voor bekrachtiging.
 

Carl ALEXANDER
calexander@law-office.be