De vereniging van mede-eigenaars meent dat kosten van mede-eigendom die dateren van na het faillissement boedelschulden zijn en derhalve voorrang kennen voor een hypothecaire schuldeiser.
Voor de kwalificatie als boedelschulden dienen 2 criteria te worden onderzocht: een chronologische en een functionele.
De schuld dient hierbij verbonden te zijn met de noodwendigheden van het beheer van de boedel.
In casu zijn de kosten van mede-eigendom enkel het gevolg van het toebehoren van die goederen tot de residentie van het verloop van de tijd en niet van een verbintenis die de curator q.q. zou hebben aangegaan.
De Vereniging van Mede-eigenaars kan hier ook niet nuttig beroep doen op de rechtspraak die zegt dat een boedelschuld ook het gevolg kan zijn van het verzuim om te handelen van de curator. Het voorrecht van de kosten gemaakt voor het behoud van de zaak geldt enkel bij het behoud van roerende goederen.
De vordering van de Vereniging van Mede-eigenaars is dus niet als een boedelschuld te beschouwen en kan niet worden voorafgenomen van de verkoopsopbrengst voor de uitkering op grond van de hypothecaire rechten.
Commentaar:
De mede-eigenaars, de curator en de hypothecaire schuldeiser zijn vrijwillig verschenen.
De mede-eigenaar vordert de gemaakte kosten van mede-eigendom na vonnis van faillietverklaring te laten kwalificeren als boedelschulden en ze te laten voorafgaan aan het onderpand van de hypothecaire schuldeiser.
In toepassing van cassatierechtspraak kan het gebruik van onroerende goederen door de curator aanleiding geven tot ontstaan van boedelschulden en tevens het verderzetten van handelsactiviteiten en het verder uitvoeren van de door de gefailleerde gesloten overeenkomsten.
In casu wordt geen bewijs voorgelegd van gebruik van de bewuste onroerende goederen door de curator in het kader van het beheer van de boedel.
De rechtbank oordeelt: het feit dat de kosten tot voordeel strekken van een schuldeiser doet aan dit principe niets af.
De verenigde mede-eigenaars kunnen zich ook niet beroepen op de rechtsfiguur van de kosten gemaakt voor het behoud van de zaak aangezien dit voorrecht enkel geldt bij het behouden van onroerende goederen.
Het eventueel niet kunnen recupereren van de vordering is het gevolg van de wettelijke bepalingen inzake faillissement en afwezigheid van voorrechten in hoofde van de mede-eigenaars en leidt niet tot een verrijking zonder oorzaak.
Opmerking: de hypothecaire schuldeiser heeft een onderpand dat af te scheiden is van het onderpand van de boedelschuldeisers.
Er is slechts één uitzondering: boedelschulden die bijgedragen hebben tot het behoud of de verwezenlijking van het onderpand van de separatist.
Deze aangelegenheid valt buiten de vereffening verdeling van de failliete boedel maar betreft de rangregeling in gevolge de verkoop van het onroerend goed waarbij de notaris de verdeling doet, zijnde het eigen onderpand van de hypothecaire.
Marie-Line Van Lysebeth
Advocaat
EVC Advocaten
T: +32/(0)3/241.05.41
F: +32/(0)3/241.05.40
marieline.vanlysebeth@evclaw.com
www.evclaw.com