Regels voor arbeidsongevallen afgestemd op nieuw statuut huispersoneel

In haar verdrag nr. 189 bepaalt de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) dat huispersoneel en dienstboden dezelfde basisrechten en bescherming in de sociale zekerheid moeten krijgen als andere werknemers. De lidstaten moeten maatregelen nemen en daarom heeft ons land het uitvoeringsbesluit bij de RSZ-wet op 1 oktober 2014 aangepast. De regels voor arbeidsongevallen worden nu afgestemd op die nieuwe situatie.

Occasionele arbeid

Het uitvoeringsbesluit bij de RSZ-wet voorziet in een vrijstellingsregime voor occasionele arbeid. Die uitzondering is blijven bestaan, maar op 1 oktober 2014 werden de voorwaarden waaronder bepaalde categorieën van huispersoneel vrijgesteld of beperkt onderworpen zijn aan de RSZ-wet wel strenger, conform het IAO-verdrag nr. 189 over waardig werk voor huispersoneel.

‘Occasionele arbeid’ is sindsdien:

•de activiteit of activiteiten verricht ten behoeve van het huishouden van de werkgever of zijn gezin,

•met uitzondering van manuele huishoudelijke activiteiten,

•voor zover de werknemer deze occasionele activiteiten binnen deze huishouding niet beroepsmatig en geregeld ontplooit, en

•voor zover de activiteiten niet meer dan 8 uur per week bij één of meerdere werkgevers bedragen.

Wat rest is dus een beperkte uitzondering voor ‘occasionele arbeid’. Onder die voorwaarden is babysitten of het gezelschap houden van ouderen bijvoorbeeld ‘occasionele arbeid’ – een vriendendienst waarvoor men een kleine vergoeding betaalt. Manuele huishoudelijke arbeid is in alle gevallen onderworpen aan de sociale zekerheid.

Dienstboden

De beperkte onderwerping voor dienstboden en de uitsluiting van bepaalde niet-inwonende dienstboden is verdwenen. Concreet: artikel 5 en artikel 18 van het uitvoeringsbesluit bij de RSZ-wet werden geschrapt op 1 oktober 2014. Want die bepalingen regelen de beperkte onderwerping aan en de uitsluiting van de RSZ-wet.

Logischerwijs wordt de verwijzing naar dat artikel 18 nu ook geschrapt in het KB van 25 oktober 1971 dat het toepassingsgebied van de arbeidsongevallenwet uitbreidt. Ook met ingang van 1 oktober 2014.

De uitbreiding van het toepassingsgebied van de arbeidsongevallenwet tot de werknemers die occasionele arbeid verrichten, en hun werkgevers, blijft uiteraard wel behouden.

Het opgeheven artikel 18 bepaalde dat niet-inwonende dienstboden volledig buiten de RSZ-wet vallen wanneer zij geen 4 uren per dag bij dezelfde werkgever, noch 24 uren per week bij één of verschillende werkgevers, tewerkgesteld zijn.

Afzonderlijk beheer verzekeringstak

Verzekeringsondernemingen die ook andere activiteiten dan de verzekering van arbeidsongevallen uitoefenen, moeten voor die laatste verzekeringstak een afzonderlijk beheer houden. Het KB op de arbeidsongevallen van 21 december 1971 schrijft voor dat de verzekeringsondernemingen afzonderlijke stukken houden voor de verzekering van onder andere ‘bedienden’ en dienstboden.

Maar in dat lijstje wordt het begrip bediende nu vervangen door een algemene omschrijving: ‘diegenen die vallen onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitbreiding van het toepassingsgebied en tot vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, met de volgende vermeldingen: risico werkplaats en weg van en naar het werk “Uitbreiding – wet”‘.

Deze aanpassing treedt ook retroactief in werking op 1 oktober 2014, het moment waarop het statuut voor huispersoneel werd aangepast.

Bron:- Koninklijk besluit van 3 april 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitbreiding van het toepassingsgebied en tot vaststelling van de bijzondere regels in verband met de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, BS 20 april 2015

Bron:- Koninklijk besluit van 3 april 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1971 houdende uitvoering van sommige bepalingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, BS 20 april 2015