Schadevergoeding voor medische ongevallen

Sedert 2 april is een nieuwe vergoedingsregeling voor schade ingevolge medische ongevallen van toepassing (Wet van 31 maart 2010 inzake de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg) (zie het Avolink-bericht van 20/sept 2011)

Het heeft wat voeten in de aarde gehad, alvorens die wet operationeel werd , maar sinds september 2012 regelt het Fonds voor de medische ongevallen (FMO) de vergoeding van de slachtoffers van schade als gevolg van gezondheidszorg.

De jaarverslagen van het FMO geven een interessant inzicht in de criteria die het Fonds hanteert bij behandeling van de vergoedingsaanvragen.

Het laatste gepubliceerde verslag betreft het jaar 2014.

Om een idee te geven van het belang : eind december 2014 telde men 2.523 aanvragen die sinds het bestaan van het FMO zijn ingediend. In 2014 werden er 917 nieuwe aanvragen ingediend (in 2012 waren dat er nog maar 463).

We hebben het dan enkel over de taken in het kader van de opdracht om slachtoffers (binnen de grenzen van art. 4 en 5) te vergoeden. Het Fonds heeft ook nog andere opdrachten van algemeen belang.

Om voor vergoeding in aanmerking te komen , moet de schade voldoende ernstig zijn. In het verslag 2014 werden van 1.729 dossiers , na eerste analyse, 61% weerhouden als “ernstig”. Na advies van het Fonds (in 232 dossiers het geval), blijkt slechts 41% van die 232 dossiers betrekking te hebben op ernstige schade. Een overlijden blijkt dan bvb. niet het gevolg te zijn van een zorgverstrekking. De spoeling is dus dun.

De schade moet echter in de eerste plaats ook “abnormaal” zijn, waaromtrent te voorzien was dat dat allicht het grootste twistpunt zou worden.

In de parlementaire voorbereiding werd aangegeven dat de schade als abnormaal moet worden beschouwd “indien bij de huidige stand van de kennis de schade vermeden had kunnen worden”, alsook “indien de schade niet het gevolg is van de specifieke toestand van de patiënt, die wordt bepaald in functie van zijn voorgeschiedenis, zijn specifieke kenmerken zoals zijn leeftijd en zijn fysieke mogelijkheden, maar ook in functie van de pathologie waarvoor de zorg wordt verstrekt, van een andere pathologie of in functie van de behandeling die hij onderging om die te behandelen, …” (Parl. St. 12 november 2009, Memorie van toelichting, DOC 52, 2240/001, p. 25).

In het jaarverslag 2013 wordt het standpunt van het Beheerscomité betreffende het concept abnormale schade en medisch ongeval zonder aansprakelijkheid weergegeven, wat een interessante kijk geeft op de criteria , die gehanteerd worden om finaal recht op schadevergoeding te openen (men spreekt van “indicatoren”).

Het standpunt recapituleert vooreerst nogmaals dat sprake moet zijn van (1) schade die gevolg is van zorgverstrekking ÉN (2) geen gevolg van de oorspronkelijke pathologie/toestand van de patiënt ÉN (3) geen gevolg van verkeerde diagnose zonder fout ÉN (4) geen gevolg van therapeutisch falen EN (5a) ofwel: zich niet had moeten voordoen volgens de huidige stand van de wetenschap (5b) ofwel: zich niet had moeten voordoen rekening houdend met de toestand van de patiënt en zijn objectief voorspelbare evolutie.

Volgens het standpunt, wordt schade vermijdbaar geacht, indien er (1) een andere behandelingstechniek bestaat , (2) die in casu toepasbaar zou geweest zijn , (3) die , met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid , nièt tot dezelfde complicatie (of neveneffect) of een complicatie (of neveneffect) met een vergelijkbare of grotere ernst, zou geleid hebben, en (4) die dezelfde of een vergelijkbare succesratio heeft.

Wat betreft toestand van de patiënt en zijn objectief voorspelbare evolutie, geeft het standpunt diverse indicatoren, die toelaten de begintoestand, het doel van de zorgverstrekking, de zorgverstrekking zelf en de eindtoestand tegen elkaar af te wegen

Het is alleszins een gunstige evolutie dat langzamerhand meer duidelijkheid tot stand komt , die toelaat de aanvragen bij het FMO zo objectief mogelijk te beoordelen.

Carl Alexander| Advocaat

www.advobru.be

Advocaten – Brugge, Brussel en Roeselare

Tel: +32 50 38 05 05

Fax: +32 50 34 05 19

Zwijnstraat 3 | 8000 Brugge