STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN ONDERNEMERS – OVERZICHT

Het strafrecht is steeds nadrukkelijker aanwezig in het bedrijfsleven. Ondernemers worden uit hoofde van wettelijke bepalingen vaker geconfronteerd met strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Er zijn weinig economische, fiscale, sociale of milieuwetten die niet voorzien in strafbepalingen.

Ondernemers zijn zich evenwel vaak onvoldoende bewust van het strafrechterlijk risico dat zij uit hoofde van hun beroepsuitoefening lopen.

Ondernemers kunnen zich niet van hun strafrechtelijke verantwoordelijkheid ontdoen door te stellen dat zij zich niet bewust zijn van de verboden handeling die zij stelden.

Tot voor de wet van 04.05.1999 op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon kwamen enkel natuurlijke personen in aanmerking voor strafrechtelijke aansprakelijkheid en veroordeling.

De rechtspersonen waren tot voor die wet uitgesloten van strafrechtelijke sancties.

Tijdens de parlementaire debatten werd het belang van de nieuwe wet omstandig in de verf gezet.

Volgens de verslaggever van de Commissie Justitie van de senaat zou het voorliggende wetsvoorstel “Transformé d’un manière radical le paysage du droit pénal des affaires dans notre pays” Verder werd gesproken van een “Copernicaanse omwenteling” en van “een totaal andere manier van denken in het strafrecht”.

Ook in de ons omringende landen bestaat een stelsel van strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen.

In Nederland heeft de wetgever de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen veralgemeend in 1976 doch men heeft moeten wachten op navolgende arresten om precies het daderschap van de rechtspersoon te kunnen toewijzen.

In Frankrijk werd het principe geïntroduceerd in het nieuw strafwetboek dat werd goedgekeurd op 22.07.1992. Het invoeren van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen was tevens uitdrukkelijk vervat in twee aanbevelingen van de Raad van Europa aan haar lidstaten.

De zoektocht en de begrenzing van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van enerzijds de natuurlijke persoon en anderzijds de rechtspersoon is een moeilijke denkoefening waarbij de Belgische wetgever de verdienste gehad heeft, integenstelling tot de ons naburige landen, een duidelijke grondslag te geven aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon, maar de nog grotere verdienste heeft gehad te hebben geopteerd voor het enig consequent denkbaar stelsel m.n. dat de rechtspersoon duidelijk los staat van de natuurlijke persoon. De concrete uitwerking van de wet leidt evenwel tot interpretatieproblemen.

II.  PRINCIPES.

1. Bij wetsvoorstellen tot invoering van strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen ingediend op 23.12.1998 door senatoren  M. Vandenberghe, Lallemand en F. Erdman leidde tot de nieuwe wet van 04.05.1999.

De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon is ingeschreven in een nieuw artikel 5 SW ( Strafwetboek ) .  Deze bepaling blijkt spijtig genoeg niet uit in duidelijkheid.

Dit artikel 5 SW bepaalt als volgt :

“Een rechtspersoon is strafrechterlijk verantwoordelijk voor misdrijven die hetzij een intrinsiek verband hebben met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen, of die, naar blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd.

Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan enkel diegene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld.

Indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft gepleegd kan hij samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld. …”

2. De basisfilosofie van de nieuwe wet is dan ook dat de rechtspersoon in de mate van het mogelijke op strafrechterlijk vlak zo veel mogelijk geassimileerd moet worden met de natuurlijke persoon.

Bij deze bepaling past enige uitleg.

Ingeval binnen een onderneming en verbonden met het bedrijfsdoel wetens en willens een bepaald voorschrift  is overtreden (zoals bv. bewuste overschrijding emissienormen, milieubepalingen, etc…) zijn zowel de vennootschap als de  bedrijfsleiding persoonlijk  verantwoordelijk en strafrechtelijk sanctioneerbaar.

Ingeval de inbreuk niet wetens en willens is begaan ( bijv. ARAB-wetgeving n.a.v. een arbeidsongeval) doch de rechtbank van oordeel is dat ook de bedrijfsleider een nalatigheid heeft begaan  dient men op zoek te gaan naar “aan wie de zwaarste fout” dient toegeschreven. Aangezien dergelijke overtredingen vaak verbonden zijn met de doelstellingen van de onderneming zal  de zwaarste fout bij  het bedrijf liggen en enkel deze een strafsanctie oplopen.

De rechtbank beperkt er zich dan toe de natuurlijke persoon schuldig te verklaren zonder strafsanctie.

Ook op burgerrechterlijk vlak  ( = schade gelden door derden ) is dan  enkel de onderneming vergoedingsplichtig.

3. De rechtspraktijk in het arrondissement Hasselt is thans zo dat inzake sociaalrechtelijke inbreuken het auditoraat steeds overgaat tot vervolging van zowel de onderneming als de bedrijfsleiding persoonlijk die verantwoordelijk is voor de inbreuk.

Dit vervolgingsbeleid vindt zijn oorsprong in een verschil in rechtspraak terzake tussen de lagere rechtsmacht te Hasselt en die van het Hof van Beroep te Antwerpen.

De correctionele rechtbank te Hasselt veroordeelt enkel het bedrijf  wanneer de overtreding niet wetens en willens is begaan gezien de overtreding  bijna steeds nauw verbonden is met de verwezenlijking van de doelstelling van de onderneming.

Het Hof van Beroep te Antwerpen daarentegen neigt naar de individuele verantwoordelijkheden van de natuurlijke personen en stelt het bedrijf buiten zake.

Strategisch is het derhalve zeer belangrijk te weten hoe de rechtspraak terzake gevestigd is.

4. Tot slot nog vermelden dat ingeval de Procureur des Konings overgaat tot vervolging van zowel de onderneming als de natuurlijke personen ( = bedrijfsleiding) de wet verplicht stelt dat het bedrijf vertegenwoordigd is door een lasthebber ad hoc.

De finaliteit van deze regelgeving is gelegen in het feit dat de onderneming andere belangen dient na te streven in zijn verdediging dan de belangen van de individuele natuurlijke personen.

De onderneming kan zelf  een lasthebber ad hoc aanduiden. Ingeval de onderneming dit nalaat te doen zal de Rechtbank van rechtswege een lasthebber ad hoc aanstellen.

5. De rechtspersoon wordt gesanctioneerd met specifieke sancties.

De hoofdstraf toekenbaar aan de rechtspersoon is de geldboete. Desbetreffend bestaat er een conversiesysteem om de gevangenisstraffen om te zetten in geldboetes.

Verder zijn er nieuwe specifieke sancties in het leven geroepen eigen aan de rechtspersoon zoals de ontbinding van de onderneming, verbod op bepaalde werkzaamheden te verrichten die deel uitmaken van het maatschappelijk doel, de sluiting van één of meerdere inrichtingen en de bekendmaking of verspreiding van de beslissing.

Deze straffen mogen uiteraard niet verward worden met de administratieve maatregelen die bv. een burgemeester kan nemen zoals de voorlopige sluiting van een inrichting wanneer die niet voldoet aan veiligheidsmaatregelen, sluiten van inrichtingen ingeval de openbare orde verstoord wordt, etc…

III.  TOEREKENING VAN MISDRIJVEN.

1. Na de invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon rees de vraag m.n. te weten wanneer het misdrijf geacht kan worden door een rechtspersoon te zijn gepleegd.

Immers, wat er ook van zij, het door de rechtspersoon gepleegde misdrijf wordt in concreto door de natuurlijke persoon verwerkelijkt oftewel uitgevoerd. Er moet derhalve een zogenaamd sprongetje worden gemaakt tot toewijzing van bepaalde feiten zowel wat het materiële als het morele betreft aan de rechtspersoon. Dit is hetgeen men noemt de materiële en de morele toerekening van het misdrijf.

Opdat de ondernemer het misdrijf zou kunnen toerekenen aan de rechtspersoon (vennootschap) is vereist dat er een “intrinsieke band bestaat tussen het misdrijf en de rechtspersoon”.

Het criterium is aldus dat het misdrijf ter verwezenlijking van het doel, ter waarneming van het belang of voor rekening van de rechtspersoon moet worden gepleegd.

Het is deze denkoefening die de rechtbanken maken in afweging van de vraag wie ingeval van onachtzaamheid de zwaarste fout heeft begaan. Ingeval de feiten een intrinsiek verband houden met de verwezenlijking van het doel van de vennootschap of de waarneming van de belangen ervan stelt men dat de feiten voor rekening van de vennootschap zijn gepleegd.

2.  Er dient een onderscheid gemaakt tussen de wettelijke en conventionele toerekening.

Wettelijke toerekening :

Vaak zegt de wetgever wie strafrechterlijk verantwoordelijk is zoals bv. bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar, etc…

Conventionele toerekening :

De wet zegt dat de betrokkenen zelf kunnen bepalen aan wie het misdrijf moet worden toegerekend.

Bv. art. 2 van de wet op de Corporate Governance van 02.08.2002.

Ingeval een rechtspersoon wordt aangeduid tot bestuurder, zaakvoerder of lid van het directiecomité moet onder de vennoten een vaste vertegenwoordiger worden aangeduid die strafrechterlijk verantwoordelijk is.

Bv. afvalstoffendecreet.

De vergunningsplichtige inrichtingen dienen aan te duiden welke natuurlijke persoon strafrechtelijke verantwoordelijkheid draagt ter nakoming van de verplichtingen opgenomen in het decreet.

IV.   DELEGATIE.

1. Zoals hierboven gesteld lopen ondernemers als eindverantwoordelijke van hun bedrijfsactiviteit groot risico op strafrechtelijke vervolging.

Om hieraan te remediëren is de “delegatie” het middel bij uitstek.

Ons strafrecht is gebaseerd op het schuldprincipe. De onderzoekers dienen op zoek te gaan naar wie binnen de onderneming de individuele toerekenbare fout kan toegeschreven worden. Essentieel voor de onderneming is haar organisatie te detailleren en uit te tekenen door organigrammen etc…

Een goede delegatie en afbakening van verantwoordelijkheid is essentieel om te bepalen wie binnen de onderneming verantwoordelijk is voor een bepaalde ondernemingsactiviteit. Ingeval met niet delegeert komt men terecht in de zogenaamde stereotype vervolging door het parket m.n. het verantwoordelijk stellen van de bedrijfsleiding.

Zulk een situatie is vooreerst bijzonder demotiverend voor deze bedrijfsleiding en bovendien is er geen enkele polis BA-uitbating of bestuursaansprakelijkheid die dekking verleent voor dergelijke misdrijven.

Delegatie kadert in goed bestuur van de onderneming. De onderneming dient maximale risicobeheersing te doen waaronder de strafrechtelijke verantwoordelijkheid valt.

Het principe van de mogelijkheid tot delegatie dient genuanceerd ten aanzien van het zogenaamde grote-lijnen-beleid  van het bedrijf. De bedrijfsleiding zal haar strafrechtelijke verantwoordelijkheid inzake overschrijding van zeer essentiële strafrechtelijke bepalingen zoals emissienormen niet kunnen delegeren aangezien juist deze voorschriften zo essentieel zijn voor de werking en de verantwoordelijkheid binnen het bedrijf dat dit toebehoort aan de bedrijfsleiding.

Ingeval het bewijs voorligt dat de bedrijfsleiding het nodige deed om bepaalde deelaspecten te delegeren blijft zij buiten schot wat haar strafrechtelijke aansprakelijkheid betreft.

Zo aanvaardde het Hof van Beroep van Brussel dat de bestuurders die gezorgd hadden voor de installatie van een adequate boekhouding en de organisatie van voldoende interne controle, niet aansprakelijk waren voor elke onregelmatigheid die zich in deze boekhouding voordeed.

Van belang hier te benadrukken dat delegatie uiteraard niet mogelijk is bij fout en bedrog en dat er een verbod bestaat tot algemene delegatie waardoor de facto de delegerende feitelijk te beschouwen is als de onderneming of de bedrijfsleider.

2. Wij geven alleszins het advies om bij delegatie hierover een duidelijk geschrift (overeenkomst) tussen de bedrijfsleiding en de gedelegeerde op te stellen.

Hieronder geven wij een checklist voor zulk een delegatieovereenkomst. Zulk een delegatieovereenkomst moet de volgende elementen bevatten :

– delegerende en gedelegeerde zijn partij

–  uidelijke, ondubbelzinnig beschrijving van het voorwerp van de delegatie

– situeren van de gedelegeerde in de organisatie en zijn functies

– een duidelijk overzicht van de toepasselijke wetgeving waarvoor de gedelegeerde de verantwoordelijkheid draagt

– omschrijving van de middelen en te bereiken doelstellingen (bv. minimale personeelsbezettingen, vormingen, etc…)

– de vereiste kwalificaties waaraan de gedelegeerde moet voldoen en een omschrijving van zijn plichten in het algemeen

– precieze instructies voor de gedelegeerde

– duur van de overeenkomst

– diverse data zoals datum document, datum ontvangst en aanvaarding en inwerkingtreding overeenkomst

– de mogelijkheid om al dan niet te subdelegeren

– de aard van de aan de bevoegdheden verbonden aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden

– de ondubbelzinnige waarschuwing dat de overtreding door de gedelegeerde en zijn aangestelde, van de strafbepalingen van de regelgevingen die vallen binnen het bevoegdheidsspectrum van de gedelegeerde, diens strafrechtelijke verantwoordelijkheid in het gedrang kan brengen

– plicht van de gedelegeerde om aan de delegerende verantwoording af te leggen en alle problemen te signaleren die de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden bemoeilijken of onmogelijk maken.

V.      MATERIEEL STRAFRECHT.

1.       Wetboek van Vennootschappen.

Het nieuwe Wetboek van Vennootschappen dat op 02.02.2001 van kracht werd heeft benevens de materieel rechterlijke bepalingen betrekkelijk de vennootschapsvoering voorzien in strafrechtelijke bepalingen bij niet naleving van de voorschriften.

De bestuurders en zaakvoerders dragen een verregaande verantwoordelijkheid in het correct voeren van een vennootschap.

Zo zijn zij bv. strafbaar bij :

– nalaten jaarrekening binnen de 6 maanden na afsluitingsdatum van het boekjaar ter goedkeuring voor te leggen aan de algemene vergadering

– overtreding regels betrekkelijk openbaarmaking jaarrekeningen

2.       Strafwetboek.

Uiteraard zijn alle bepalingen voortkomende uit het strafwetboek toepasbaar op ondernemingen voor zover de individuele natuurlijke persoon, bestuurder of zaakvoerders binnen de vennootschap zich plichtig maken aan de gemeenrechterlijke misdrijven die zijn opgenomen in het strafwetboek.

3.       Sociaal  strafrecht.

Het sociaal strafrecht is de rechtstak bij uitstek waarin tot cumulatieve strafvordering wordt overgegaan van de rechtspersoon en natuurlijke persoon.

Wij denken hier in het bijzonder aan de volgende materies :

– wet betreffende sociale documenten

– ARAB-wetgeving

– wetgeving betreffende bescherming van het loon van werknemers

– arbeidswet m.b.t. kinderarbeid, arbeidsduur, zondagsrust, nachtwerk en moederschapsbescherming

– wetgeving arbeidsinspectie

– wetgeving tewerkstelling buitenlandse werknemers

– wetgeving deeltijdse arbeid

– wetgeving arbeidsongevallen

– KB werkloosheidsreglementering

4.       Milieustrafrecht.

Als jonge rechtstak wint het milieustrafrecht bijzonder aan belang gezien de maatschappelijke aandacht voor deze problematiek.

De federalisering van het milieurecht heeft een belangrijke toename van het aantal regelgevingen tot gevolg gehad. De uitgebreide bevoegdheden van de gewesten op het vlak van leefmilieu hebben immers zowel op het vlak van milieuvergunning als op het vlak van bijzondere milieuwetgeving geleid tot een verschillende regelgeving in de gewesten.

Het milieustrafrecht vereist geen bijzonder opzet. In beginsel volstaat een gebrek aan voorzichtigheid oftewel onachtzaamheid als bewijs van het misdrijf.

Typische voorbeelden hiervan zijn :

– uitbating zonder vereiste vergunning

– niet naleving van de vergunningsvoorschriften

– niet naleving van de bepalingen van de toepasselijke wetgeving en uitvoeringsbesluiten

– het verhinderen of belemmeren van toezicht of controle

– geen gevolg geven aan dwangbevelen

De milieustrafnormen hebben te maken met hinderlijke inrichtingen, lucht, geluid, afval, bodem, water, productbeleid en ruimtelijke ordening en stedenbouw.

5.       Financieel strafrecht.

In België bestaat een apart financieel en strafrechterlijk luik aan het witwassen. De belangrijkste reden hiervoor is ongetwijfeld de bekommernis van de wetgever om financiële instellingen en andere normadressanten niet te zwaar te belasten en hun medewerking aldus te verzekeren.

Van banken, accountants, etc… wordt verwacht dat zij een soort politiefunctie zouden waarnemen op het vlak van preventie van witwassen.

Krachtens de witwaswet wordt verstaan onder witwassen de omzetting of overdracht van geld of activa met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit dit geld of deze activa voorkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden; het verhelen of verhullen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent.

De verwerving, het bezit of het gebruik van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent.

De herkomst van geld of activa is illegaal wanneer ze voorkomen uit activiteiten door de wet omschreven.

Het is het Centrum voor Financiële Informatieverstrekking die toekijkt op verdachte financiële transacties en in voorkomend geval dossiers overmaakt aan het Parket van de Procureur des Konings die belast is met verder onderzoek.

Mr. Jan SWENNEN

Advocaat-vennoot in de associatie
Geyskens -Vandeurzen en Vennoten
jan.swennen@gevaco.be
www.gevaco.be