Taalwetgeving : un homme averti en vaut deux…

Tengevolge van de Taalwet dient elke akte in een procedure in ons taalgebied uitsluitend in het Nederlands te zijn: een enkele vermelding in een andere taal volstaat om het stuk nietig te maken: un homme averti en vaut deux!!.

Bij toepassing van art. 2 van de Taalwet gerechtzaken, dient elke akte van de rechtspleging in de taal van de rechtspleging te zijn gesteld,  en dient de gehele rechtspleging in die taal te worden gevoerd.

Als een akte vermeldingen bevat die in een andere taal zijn gesteld, is de akte absoluut nietig ( art.40, eerste lid van de Taalwet).

Deze nietigheid dient door de Rechtbank ambtshalve te worden voorgedragen, los van de vraag of er al dan niet belangenschade is.

Dit betekent dat men bij het opstellen van aktes van procedure uiterst aandachtig moet zijn voor het gebruik van de taal.

Zo heeft de Rechtbank van Koophandel van Brussel op 6 februari 2009 geoordeeld dat een dagvaarding bij een Nederlandstalige rechtspleging,  die als rechtsvorm “S.A.” vermeldt, absoluut nietig is.

De term S.A. is immers een Franstalige weergave van de rechtsvorm die in het Nederlands wordt aangeduid als “N.V.”

(zie Brussel, 29e kamer-6 februari 2009).

Vaak wordt deze regel over het hoofd gezien, zowel in dagvaarding als in conclusies, en – toegegeven- ook al eens in het vonnis of arrest.

Vaak immers zijn deze doorspekt met termen uit andere talen, weze het uit het Frans, Latijn of het Engels.

Enkel wanneer de termen die afkomstig zijn uit een vreemde taal ook zijn opgenomen in de Nederlandse taal, kunnen deze worden aanvaard.

Het Gerechtelijk Wetboek zelf geeft daar al enkele voorbeelden van:

een vermelding als “ artikel 5 quinquies”  , zoals we dat in de wet vinden , is wel afkomstig uit het Latijn, maar wordt aanvaard als Nederlands.

Het moet dus gaan om woorden of uitdrukkingen die voorkomen in “algemeen gebruikte woordenboeken”. (Cass. 19 september 2006, Pas. 2006, I, 1797)

Zo zijn de termen “quod” en “non”  Latijnse en dus anderstalige woorden, maar zij komen wel voor in algemeen gebruikte Nederlandse woordenboeken.

De combinatie “quod non” komt niet voor in de Nederlandstalige woordenboeken, en zou dus kunnen aanleiding geven tot absolute nietigheid van een conclusie.

Ook de uitdrukking “no cure no pay” wordt beschouwd als Nederlands in die zin dat het in het gewone spraakgebruik is opgenomen. (Cass. 20 december 2004, R.W. 2005 – 06, 556)

In een recent arrest van het Hof van Cassatie (1ste Kamer, 22 mei 2009) wordt aanvaard dat de rechtsspreuk “nulle ne plaide par Procureur”  een algemeen gekende en aanvaarde rechtsspreuk is, en geen afbreuk doet aan de Taalwetgeving.

Men weze toch gewaarschuwd: “un homme averti en vaut deux” !

Jules de Keersmaecker
adv.jdk@skynet.be