Treinongevallen en de zwakke weggebruiker

Het treinongeval van Buizingen doet nadenken over het statuut van een trein in het kader van het verkeer en de vergoedingsregels bij ongeval.

Indien treinen onderling botsen is de vergoedingsregel relatief eenvoudig. Het is duidelijk dat de treinmaatschappij – of haar verzekeraar – zal vergoeden .

Wat echter indien een fietser of voetganger wordt gegrepen door een trein. Is er dan sprake van een verkeersongeval ? Zo ja is dan in voorkomend geval de klassieke regelgeving inzake de bescherming van de zwakke weggebruiker van toepassing?

Het antwoord wordt duidelijk en ondubbelzinnig verschaft door het artikel 29 bis van de WAM wetgeving hetwelke stelt dat ook bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig is betrokken dat aan spoorstaven is gebonden ( trein / tram ) de verplichting tot schadevergoeding rust op de eigenaar van het motorrijtuig ( trein, tram ) zoals in elk ander verkeersongeval met motorvoertuigen.

Dat er eventueel een fout zou zijn begaan door de zwakke weggebruiker ( verstrooidheid of onoplettendheid, )maakt geen verschil uit. Het slachtoffer / de weggebruiker zal vergoed worden

Voor een goed begrip, het betreft hier ongevallen die zich voorgedaan hebben , in de regel, aan een al dan niet bewaakte overweg zodat er ook geen betwisting over kan bestaan dan de feiten plaatsgrepen op de openbare weg .

Wat indien het ongeval zich voordoet niet ter hoogte van de overweg maar op de spoor, duidelijk verboden terrein voor weggebruikers andere dan de trein zelf, bv wandelaars op het treinspoor ver van elke overweg die worden aangereden door een trein.

In dit geval zou een rechtbank kunnen besluiten dat de wandelaar zich niet op de openbare weg bevindt en er geen sprake kan zijn van toepassing van de wetgeving op de zwakke weggebruiker zoals voorzien in artikel 29 bis Wam.

De eigenaar van de trein zou zich trouwens ook kunnen pogen te beroepen op de uitsluitingsgrond van artikel 29 bis WAM geformuleerd in haar zesde lid, namelijk dat slachtoffers die ouder zijn dan 14 jaar en het ongeval en zijn gevolgen hebben gewild, zich niet kunnen beroepen op het recht tot vergoeding . Hiermede werd uiteraard beoogd de zelfdoding uit te sluiten uit de vergoedingsregel van artikel 29 bis WAM .

Samenvattend kan worden gesteld dat de klassieke (vergoedings) regels inzake verkeersongevallen wel degelijk ook toepasbaar zijn bij een incident tussen een ‘ normale ‘ weggebruiker en de trein, in de mate dat zulks plaatsgrijpt op de openbare weg.  

Luc TRUYENS
ltruyens@skypro.be