Vlaanderen repareert regelgeving milieueffectenrapportage

In een arrest van 24 maart 2011 (C-435/09, Europese Commissie t. België) veroordeelde het Europese Hof van Justitie de Vlaamse overheid wegens gebrekkige uitvoering van de richtlijn 85/337/EEG. Deze zogenaamde MER-richtlijn bepaalt dat de potentiële milieueffecten van projecten moeten worden beoordeeld vóór het project kan worden vergund.

De Europese MER-richtlijn somt eerst de projecten op die altijd aan een MER (milieueffectrapport) zijn onderworpen (artikel 4, lid 1 en Bijlage I). Daarna somt zij een aantal projecten op waarvan de lidstaten kunnen bepalen dat er een MER moet worden opgesteld (art. 4, leden 2-3 en bijlage II). De lidstaten moeten zich bij hun keuze laten leiden door Europese criteria. 

Het Vlaams besluit van 10 december 2004, dat deze richtlijn omzette in de Vlaamse regelgeving, is volgens het Europees Hof te veel gericht op het criterium ‘omvang van het project’ en houdt te weinig rekening met de andere criteria, zoals de mogelijke cumulatie van het project met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, enz. Immers, ook een project met een beperkte omvang kan een aanzienlijk milieueffect hebben. Het Hof veroordeelde daarom Vlaanderen en België.

Omwille van deze veroordeling repareerde de Vlaamse overheid nu haar regelgeving met een decreetswijziging die gepubliceerd werd in het Staatsblad van 20 april 2012 en in werking trad op 30 april 2012.

Vlaanderen kiest in deze nieuwe regeling voor 3 categorieën van projecten die aanleiding geven tot bepaalde gevolgen:

MER-plichtige projecten. Voor deze projecten moet er altijd een project-MER opgesteld worden.

Screeningsplichtige projecten. Voor deze projecten moet de vergunningaanvrager een project-MER-screeningsnota opstellen. De vergunningverlenende overheid beslist dan op grond van de criteria uit bijlage II of er al of niet een project-MER moet worden opgesteld. De vergunningverlener neemt zijn beslissing op het ogenblik dat hij zich uitspreekt over de volledigheid en ontvankelijkheid van de vergunningsaanvraag. De Vlaamse Regering zal de vorm en inhoud van de screeningsnota en screeningsbeslissing nog vastleggen. Als de vergunningverlener beslist dat er toch een project-MER moet worden opgesteld, kan de aanvrager nog altijd een verzoek tot ontheffing indienen bij de dienst MER.

Ontheffingsgerechtigde projecten. De vergunningaanvrager kan op grond van de criteria opgenomen in bijlage II bij het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) een verzoek tot ontheffing van project-MER indienen. Het is de dienst MER die over de ontheffingsaanvraag beslist.

Hiermee lijkt de Vlaamse overheid voor de toekomst inspanningen te leveren om te voldoen aan de Europese regelgeving. De vraag stelt zich natuurlijk wat het lot is van de reeds toegekende vergunningen, waarbij ten onrechte geen MER werd opgemaakt. Volgens ons dienen dergelijke vergunningen als onwettig te worden beschouwd, en kunnen belanghebbenden deze onwettigheid laten vaststellen en zelfs de stopzetting van de inbreuk vorderen.

Wordt met andere woorden ongetwijfeld nog vervolgd…

Jan Opsommer
Jan.opsommer@ovdb.be