Wetgeving goederen- en reizigersvervoer over de weg volledig vernieuwd

De wetgeving voor het goederen- en reizigersvervoer over de weg wordt volledig vernieuwd. Daardoor is het binnenkort een pak moeilijker om als wegvervoersonderneming aan de slag te kunnen. De vestigingsvereiste en de voorwaarden van betrouwbaarheid, vakbekwaamheid en financiële draagkracht zijn gevoelig aangescherpt. De vergunningsprocedure is dan weer vereenvoudigd. Verder komt er een nieuw controlebeleid met strengere straffen.

Wegvervoer naar Europese normen 
De wijzigingen vullen Europese verordeningen 1071/2009 (beroep wegvervoerondernemer) en 1072/2009 (internationaal goederenvervoer over de weg) die sinds 4 december 2011 rechtstreeks in de EU gelden, verder aan. De wetgever zorgt ook voor een aantal aanpassingen die niet zijn opgelegd door Europa, maar die nodig zijn om de regels te vereenvoudigen en efficiënter te maken.
 
De invoering van dit zogenaamde wegvervoerpakket bestaat concreet uit 3 nieuwe wetten. Hoewel er heel wat overlappingen zijn, heeft de regering ervoor gekozen om het goederen- en reizigersvervoer apart te regelen. Een derde wet zorgt voor de invoering van het eRegister voor wegvervoersondernemingen.
 
Wanneer de nieuwe bepalingen in werking treden is nog niet duidelijk. De Koning moet nog een datum van inwerkingtreding vastleggen. We overlopen alvast de voornaamste nieuwigheden. 
Strengere voorwaarden voor wegvervoersondernemingen

Wie als wegvervoersonderneming aan de slag wil in ons land, moet binnenkort

werkelijk en op duurzame wijze in België gevestigd zijn;
betrouwbaar zijn;
voldoende financiële draagkracht bezitten; en
de nodige vakbekwaamheid bezitten. 
De vestigingsvoorwaarde wordt hiermee een volwaardige vierde voorwaarde om toegang te krijgen tot het beroep. De transportdocumenten (reisbladen of vrachtbrieven) moeten permanent in de Belgische vestiging worden bewaard.
 
Daarnaast zien we dat bij de beoordeling van de betrouwbaarheid niet alleen rekening wordt gehouden met strafrechtelijke veroordelingen, maar ook met andere sancties die zowel de onderneming als haar vervoersmanager of andere relevante personen hebben opgelopen. Nieuw is ook dat de betrouwbaarheid na elke zeer zware inbreuk op de vervoerswetgeving opnieuw moet worden beoordeeld. Er wordt op dit vlak ook een specifieke rehabilitatie ingevoerd.
 
Op het gebied van vakbekwaamheid ligt de nadruk op de grote verantwoordelijkheid van de vervoersmanager. Het wordt de centrale figuur van de vervoersonderneming. Hij is de houder van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor goederenvervoer of personenvervoer en voert de daadwerkelijke en permanente leiding over de vervoersactiviteiten van de onderneming. De mogelijkheid om een ‘externe’ vervoersmanager aan te duiden, blijft behouden, maar er gelden beperkingen. Een extern vervoersmanager mag in maximum 4 ondernemingen vervoersmanager zijn met een wagenpark van maximum 50 motorvoertuigen. Het aantal ondernemingen waar hij als ‘intern’ vervoersmanager actief is en het aantal op die ondernemingen betrekking hebbende motorvoertuigen moeten in mindering worden gebracht van deze maxima.
 
Op Europees niveau is alleen het slagen in het vakbekwaamheidsexamen verplicht. België versoepelt dan ook zijn wetgeving en maakt de voorbereidende opleiding facultatief. Alleen kandidaten die niet geslaagd zijn in hun eerste deelname aan het examen, zullen nog verplicht zijn om de opleiding te volgen.
 
In de sector van het goederenvervoer blijft het huidige systeem van verplichte borgstelling behouden. Wegvervoersondernemingen moeten dus ook in de toekomst over een jaarlijks kapitaal en reserves te beschikken ter waarde van minstens 9.000 euro voor het eerste voertuig en 5.000 euro per extra voertuig. Voor het reizigersvervoer is deze borgstelling niet verplicht. Ook dit wijzigt niet. Het onderscheid tussen beide sectoren wordt verantwoord doordat de sector van het reizigersvervoer stabieler is met minder faillissementen of kredietwaardigheidsproblemen. 
Vergunningsprocedure vereenvoudigd 
Alleen de ondernemingen die aan de 4 basisvoorwaarden voldoen kunnen een vergunning krijgen.
 
Voor goederenvervoer is dit een communautaire vergunning, geldig voor alle landen van de EER en Zwitserland of een nationale vergunning, alleen geldig in België. Het vergunningstype is o.m. afhankelijk van de vakbekwaamheid voor internationaal of nationaal vervoer van de vervoersmanager. Het vergunningssysteem voor het vervoer met derde landen wijzigt niet. Het wordt geregeld op basis van bilaterale en multilaterale akkoorden.
 
Voor reizigersvervoer is een communautaire vergunning nodig. Daarbij is elk nationaal vervoer voor eigen rekening slechts toegestaan wanneer het in hoofdzaak bestaat uit personenvervoer die een reële en vaste band hebben met de onderneming.
 
In beide sectoren wordt een algemene informatieplicht ingevoerd voor de vergunningaanvragers en – houders, voor de personen die voor hen werken en voor derden.
 
De vergunningsprocedure wordt vereenvoudigd, maar zal voornamelijk vorm krijgen in de uitvoeringsbesluiten. Bedoeling is dat ondernemingen niet langer worden bedolven onder administratieve formaliteiten en dat de afgifte, vervanging en vernieuwing van vergunningen zo efficiënt en vlug mogelijk gebeuren.
 
Duidelijk is bijvoorbeeld wel al dat ondernemingen actief in het goederenvervoer de originele vergunning moeten bewaren in de Belgische vestiging. Daarnaast komt een eensluidend gewaarmerkt afschrift in elk motorvoertuig. Ondernemingen die bestuurders in dienst hebben of ter beschikking hebben die geen onderdaan of langdurig ingezetene zijn van een EU lidstaat, de EER of Zwitserland zijn verplicht om ook bestuurdersattesten te bewaren.

Verder moeten vergunde ondernemingen een jaarlijkse retributie te betalen aan vzw Instituut WegTransport en Logistiek België (ITLB). 

Controle aangescherpt 
De bevoegdheden van de controleambtenaren worden uitgebreid. De officieren van gerechtelijke politie kunnen binnenkort onder meer bepaalde vermogensvoordelen die voortvloeien uit onwettige vervoerswerkzaamheden in beslag nemen. Ze zullen ook huiszoekingen kunnen uitvoeren wanneer de onderzoeksrechter daarvoor de toelating geeft.

Er komen ook strengere straffen. Het maximumbedrag van de geldboetes, dat ruim een halve eeuw onveranderd op 10.000 euro staat, is niet meer actueel. Bovendien moeten de straffen in functie zijn van de mate waarin een inbreuk concurrentieverstorend is. 

Wie bijvoorbeeld het toezicht op de naleving van de wetgeving belemmert, riskeert binnenkort een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en een geldboete van 1.250 tot 50.000 euro (vermeerderd met de opdeciemen) of een van deze straffen. Wie valse verklaringen heeft afgelegd om een vergunning te krijgen riskeert dan weer een gevangenisstraf van een maand tot 2 jaar en een geldboete van 1.000 tot 20.000 euro of een van deze straffen. Ook hier worden de bedragen vermeerderd met de opdeciemen.
 
Het bestaande principe van strafrechtelijke medeverantwoordelijkheid voor de opdrachtgever ( en andere tussenkomende personen) voor bepaalde inbreuken blijft behouden.
 
De wetgever voert ook een systeem van administratieve geldboeten in voor inbreuken die niet op een openbare plaats worden vastgesteld. 
Overlegcomités opgericht 
Zowel voor het reizigersvervoer als het goederenvervoer wordt een overleg- en adviesorgaan opgericht. Hoewel er vandaag ook al overleg wordt gepleegd, is het de bedoeling om het overleg tussen de administratie, de vakbonden en de beroepsorganisaties te institutionaliseren. Hiermee komt de wetgever tegemoet aan de verzuchtingen vanuit de sectoren zelf.

eRegister van wegvervoersondernemingen 

Europa wil dat alle lidstaten een nationaal elektronisch register aanleggen met daarin informatie over de ondernemingen die een vergunning hebben gekregen. Met de opgeslagen gegevens kan men makkelijker inbreuken opsporen en de betrouwbaarheid van ondernemingen, vervoersmanagers en bestuurleden onderzoeken. Het eRegister moet ook de samenwerking tussen de EU-landen vereenvoudigen, de opmaak van anonieme statistieken mogelijk maken en zorgen voor een beter beheer en doeltreffende controle op de vergunningen.
 
In ons land wordt het register opgericht binnen de FOD Mobiliteit. De gewestelijke overheden, die gedeeltelijk bevoegd zijn voor het reizigersvervoer, kunnen parallelle reglementaire teksten opstellen waarin zij de nodige bepalingen opnemen voor hun inbreng in het register.
 
Met uitzondering van de verplicht openbaar te maken gegevens (de toegekende vergunningen per ondernemingen en de namen van de vervoersmanagers) kan men alleen toegang krijgen tot het register binnen het kader van de wettelijke doelstellingen. Bovendien is in de meeste gevallen een voorafgaande machtiging van het sectoraal comité nodig.
 
Om de administratieve last voor de ondernemingen tot een minimum te beperken, wordt het principe van de unieke gegevensverzameling toegepast.
 
Bron:Wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006, BS 18 februari 2014.
Bron:Wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, BS 18 februari 2014.