De Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt dat bij ontslag van een hogere bediende, d.w.z. een bediende met een jaarloon van méér dan 28.580 euro (bedrag 2008), de in acht te nemen opzeggingstermijn moet worden bepaald bij overeenkomst.
Deze overeenkomst mag ten vroegste worden gesloten na betekening van het ontslag. De wetgever vreesde immers dat, wanneer dergelijke overeenkomsten vroeger zouden worden gesloten, de werknemer onder druk zou kunnen worden gezet. Dezelfde vrees gold voor de werkgever.
Overeenkomsten gesloten vóór het ontslag, ongeacht of zij gunstig waren voor de werkgever dan wel de werknemer, werden vervolgens ongeldig bevonden.
Tot het arrest van het Hof van Cassatie van 7 april 2008 was dit vaststaande rechtspraak.
In bovengenoemd arrest veranderde het Hof van Cassatie echter plots van koers, stellende dat de bovengenoemde wettelijke bepaling enkel de werknemer beschermt.
Dit betekent dat enkel de werknemer de ongeldigheid van een akkoord kan inroepen. Wanneer de werknemer tevreden zou zijn over de overeengekomen opzeggingstermijn en vervolgens de ongeldigheid niet zou inroepen, dan is de werkgever gebonden aan deze overeengekomen opzeggingstermijn, ook al overschrijdt deze termijn ruimschoots de termijn welke de rechter in het voorliggend geval zou hebben toegekend. De rechtbank zal geen afbreuk kunnen doen aan de gesloten overeenkomst.
Dit heeft uiteraard verstrekkende gevolgen, zodat het afwachten is of deze rechtspraak stand zal houden…
EVC ADVOCATEN
Katia VLEUGELS
katia.vleugels@evclaw.com